01 jul 2020
Auteur: Linda Nooitmeer
Geachte aanwezigen, excellenties, kijkers thuis.
Vandaag is het 157 jaar geleden dat de trans-Atlantische slavernij bij wet werd afgeschaft in Bonaire, Saba, St. Eustatius, St. Maarten, Aruba , Curaçao en Suriname. In de praktijk moesten de voormalige tot slaafgemaakten na de afschaffing van de slavernij in 1863 óf nog 10 jaar op de plantage werkkampen werken óf volgens het paga tera , grondpacht systeem, een aantal dagen onbetaalde arbeid per jaar verrichten . En dit alles met het besef dat de plantage eigenaren op de Antillen 200 gulden en in Suriname 300 gulden per tot slaafgemaakte hadden ontvangen.
En toch was men blij: onder druk van het verzet van tot slaafgemaakten in Haïti, Jamaica , Guadeloupe en Martinique kwam er wettelijk een eind aan een bij Koninklijk Besluit goedgekeurd systeem van ruim 2,5 eeuw dehumanisering en slavernij.
Een systeem dat met de oprichting van de WIC, de West Indische Compagnie, zich toelegde op het kidnappen van mensen met Afrikaanse roots en hen tot slaaf maken met als doel hen te dwingen uitvoering te geven aan het door het WIC ontwikkeld plan genaamd “Het Groot Desseyn” .
Het Groot Desseyn was bedoeld om de ontwikkeling van de Nederlandse economie te bewerkstelligen. Dit plan was zeer succesvol: De trans-Atlantische slavenhandel en slavernij leidden o.a. tot de opkomst van de scheepvaart in Europa en Nederland in het bijzonder, de opkomst van het bank- en verzekeringswezen, en de opkomst van de verwerkingsindustrie die gebaseerd is op landbouwproducten als suiker, koffie en cacao.
Het succes van “Het Groot Desseyn” had echter ook een bloederige, tragische kant:
Gedurende 2,5 eeuw werden er voor Nederland niet alleen miljoenen Afrikanen tot slaafgemaakt, maar met dit systeem werd tegelijkertijd de politieke, sociale en culturele basis gelegd voor het onderdrukken van mensen met Afrikaanse roots in Nederland en al haar koloniën. Die geschiedenis heeft de basis gelegd voor het ontstaan van het institutioneel racisme. En die geschiedenis werkt door. Het werkt door in de hoofden van gezagsdragers, burgers , en overheden, vaak onbewust, maar evenwel desastreus voor de slachtoffers daarvan.
De gevolgen van institutioneel racisme zijn zo desastreus dat er de afgelopen Keti Koti maand op verschillende plekken in Nederland door tienduizenden veelal jonge mensen verenigd in de Black Live Matters beweging gedemonstreerd is tegen dit institutioneel racisme.
En het NiNsee begrijpt dit volkomen. Sterker nog : Het is vanuit dit besef dat in 2002 het NiNsee is opgericht en haar missie uitvoert. En dat is nog hard nodig, want wat nog onvoldoende beseft wordt, is dat de doorwerking van het slavernij en koloniale verleden voor Nederlanders met Afrikaanse roots centraal staat bij het ter hand nemen van de eigen toekomst. Maar het gaat ook om de doorwerking in het Nederlandse ‘cultureel archief’. Etnisch profileren door overheidsdiensten, onder advisering in het onderwijs, discriminatie op de arbeids- en woningmarkt. Het zijn allemaal voorbeelden van wat door premier Rutte “systemisch” racisme genoemd wordt . En dat alles moet vanuit een historisch begrip worden aangepakt.
Daarbij is educatie de sleutel tot het verhogen van het bewustzijn t.a.v. het slavernijverleden.
Sinds vandaag, 1 juli, is Keti Koti binnen het venster slavernij in de Canon van Nederland opgenomen. Dat is een belangrijke mijlpaal: het is nl de aanvaarding en de bevestiging van het feit dat het trans-Atlantisch slavernijverleden een gedeeld verleden is, dat deze onderdeel uitmaakt van de Nederlandse geschiedenis.
Wat het NiNsee betreft is de tijd van verdieping en verbreding van de kennis van het slavernijverleden en het nemen van verantwoordelijkheid voor dit verleden aangebroken. Zij voelt zich in deze visie gesteund door het besluit van het College van B&W van de gemeente Amsterdam om het startsein te geven voor de verkenning nationale museale voorziening en voorop te lopen in het uitspreken van excuses voor het aandeel van de gemeente Amsterdam in de trans-Atlantische slavernij .
Voor wat betreft de excuses: het NiNsee gaat ervan uit dat deze ook op landelijk niveau navolging zullen vinden, zeker gelet op de inspanningen die door met name volksvertegenwoordigers in de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal in dit kader geleverd worden.
We leven in enerverende tijden. We leven in tijden waarin bijna elke dag geschiedenis geschreven wordt. Tijden waarin vanzelfsprekendheden niet meer zo vanzelfsprekend lijken te zijn of mogen zijn. Dat geeft enerzijds hoop en kracht, maar leidt ook tot onzekerheid.
En die is voelbaar. Ik voel het: ik woon sinds mijn 16e in Nederland. In de afgelopen dertig jaar heb ik dit land zien veranderen : van een land dat wereldwijd geprezen werd voor haar identiteit dat gebaseerd leek op overeenstemming bereiken met elkaar, polderen naar een land dat gebukt gaat onder het spook van polarisatie. Een land van mensen die tegenover elkaar staan.
En de polarisatie ontstaat doordat broodnodige maatschappelijke gesprekken op het scherpst van de snede gevoerd worden. En dat moet ook: zonder schuren geen glans.
De opgave voor ons allen is echter wel, om tegelijkertijd oog te hebben voor het feit dat het in ons aller belang is om gezamenlijk , geheel volgens de Nederlandse traditie van het polderen , een nieuwe toekomst te smeden.
Een toekomst, waarbij uitgegaan wordt van een nieuw narratief, het narratief waarbij rekenschap gegeven wordt van een gedeeld verleden. Alleen op die manier kan er gebouwd worden aan een gelijkwaardige samenleving.
Het is nl zoals Anton de Kom, de verzetsheld voor Suriname en Nederland dat zei:
“Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken, dan geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd en geprezen.” –
Ik dank u voor uw aandacht.