20 dec 2022
Auteur: NiNsee
Reactie van NiNsee op de excuses van de Nederlandse staat voor het slavernijverleden.
Met het uitspreken van erkenning en excuses door de Nederlandse staat voor het leed dat de slaafgemaakten en hun nazaten in Suriname en het Caribisch deel van het Koninkrijk is aangedaan, is een belangrijke stap gezet naar de voltooiing van de emancipatie van en het bereiken van volwaardig burgerschap door de nazaten.
Jarenlang is hiervoor gestreden, omdat de slavernij dan wel afgeschaft mag zijn, maar het slavernijverleden nog springlevend is, zoals premier Rutte dat in zijn toespraak heeft verwoord:
“Ik heb die verandering in denken ook persoonlijk doorgemaakt – daar wil ik open over zijn. Lange tijd dacht ik dat het niet goed mogelijk is op een betekenisvolle manier verantwoordelijkheid te nemen voor iets dat zo lang geleden is, en waar niemand van ons zelf bij is geweest. Lange tijd dacht ik dus eigenlijk: het slavernijverleden is geschiedenis die achter ons ligt. Maar ik had het mis. Want eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu”.
Om die doorwerkingen te gaan begrijpen en te overwinnen is het nodig in te zien dat het verhaal vanaf de eerste mensenroof in Afrika tot en met het heden met Zwarte Piet en institutioneel racisme één verhaal is, met vele stappen vooruit, maar ook met tegenslagen, stagnatie en nog immer onbegrip in de witte omgeving.
Toen in 1863 eindelijk door het Nederlandse parlement werd ingezien dat de Nederlandse trans-Atlantische slavernij een misdadig systeem was, werd daarmee wettelijk erkend dat de Afrikanen die in Suriname en op de Antilliaanse eilanden in slavernij waren gebracht vrijheid toekwamen. Maar feitelijk werd in Suriname pas in 1873 de slavernij afgeschaft, doordat daar de slaafgemaakten verplicht waren nog tien jaren op de plantages (Staatstoezicht) door te werken. Ook in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk was nog na 1863 sprake van de verplichting om gratis te werken door de vrijgemaakte voormalige slaafgemaakten; dit paga tera-systeem bleef tot de jaren 80 van de vorige eeuw voortbestaan.
Ook betekende de formele afschaffing van de slavernij geenszins dat nu ook wettelijke, laat staan feitelijke, gelijkheid voor de voormalige slaafgemaakten en hun nazaten was weggelegd. Ook de eigen cultuur, religie en spiritualiteit van de voormalig slaafgemaakten werden systematisch achtergesteld, onderdrukt, gemarginaliseerd en zelfs verboden.
De vrijgemaakten die jarenlang in slavernij hadden geleefd en kosteloos arbeid hadden verricht kregen hun vrijheid, maar moesten het toen zonder enig bezit op eigen houtje verder zien te redden.
Ofschoon zij nagenoeg getraumatiseerd en berooid waren, hadden ze niets te verwachten van de overheid en zij die macht bezaten. Er was voor hen geen slachtofferhulp, begeleiding of therapie, geen uitkering, leerwerktraject of investeringsfonds. En om trauma’s en achterstanden te overwinnen, daar gaan generaties overheen, zelfs als de omgeving meewerkt.
Met het uitspreken van excuses door de Nederlandse staat is nu formeel de rol van Nederland bij de trans-Atlantische slavernij erkend. Zoals premier Mark Rutte het zei, achter het uitspreken van de excuses komt geen punt, maar een komma. De excuses openen de weg naar substantiële acties voor lotsverbetering van de nazaten. Een verdiept inzicht in de doorwerking van het slavernijverleden en met name de achterstanden die zijn ontstaan als gevolg van het slavernijverleden is nu van groot belang om tot een effectieve aanpak te komen. De focus moet dus gericht zijn op het realiseren van volwaardig burgerschap, door de emancipatie van de nazaten in Nederland, Suriname en het Caraïbisch deel van de koninkrijk daadkrachtig aan te pakken. Dat is waar het NiNsee de afgelopen tijd aandacht voor heeft gevraagd en zich de komende tijd in samenwerking met haar partners ook op zal blijven richten. Voor nu wordt toegewerkt naar de Nationale Herdenking op 1 juli 2023, waarbij wordt uitgegaan van een betekenisvolle bijdrage van de koning.